Doel: Verkennen welk digitype jij bent
Tijdsduur: 30 minuten
Benodigde materialen: Laptop
Groepsgrootte: Individueel
Beschrijving
In dit hoofdstuk heb je kennis gemaakt met verschillende types technologiegebruikers. Misschien dat je jezelf al wel herkende in één of twee types? Lees de omschrijvingen nog eens door en vraag jezelf af: op welk digitype lijkt ik het meest?
Als je het leuk vindt dan kan je dit ook nog uitgebreider testen door de test ‘Welk digitype ben jij?’ uit te voeren. Je komt hier via de volgende link. Leuk voor jezelf, maar ook leuk om met collega’s in een team te doen, bijvoorbeeld op je stage. Zo kom je erachter wat ieders wensen en behoeften zijn en hoe jullie elkaar kunnen helpen. Onthoud dat het niet beter of slechter is om bij een bepaald digitype te horen. Het geeft vooral aan dat iedereen wat anders nodig heeft.
Doel: Kritisch kijken naar je voorlichting
Tijdsduur: 1 uur
Benodigde materialen: Pen en papier of laptop
Groepsgrootte: Individueel
Beschrijving
Ga eens in gesprek met een analoge idealist of aarzelende technologiegebruiker om er achter te komen wat zij fijn vinden bij het leren werken met een nieuwe technologie. En stel jezelf de vraag: “Hoe kun je analoge idealisten en aarzelende technologiegebruikers het beste ondersteunen om met een nieuwe technologie te werken?”
Hier zijn namelijk best wat misvattingen over. Zorgaanbieders bieden bijvoorbeeld vaak een training voor groepjes collega’s waarbij de trainer eerst uitlegt en de collega’s het daarna direct na mogen doen. Dit is helaas juist helemaal geen fijne manier voor analoge idealisten en aarzelende technologiegebruikers. Zij kunnen op deze manier niet in hun eigen tempo werken, en krijgen stress van het continu achter de feiten aanlopen.
Kan jij een betere manier vinden om deze collega’s te ondersteunen? Maak voor jezelf eens een plannetje hoe jij het gebruik van een nieuwe technologie dan zou kunnen introduceren aan analoge idealisten en aarzelende technologiegebruikers. Hoe zou je dat aanpakken en waarom kies je daarvoor?
Doel: Oefenen met het inzetten van verandertaal
Tijdsduur: 1 uur
Benodigde materialen: N.v.t.
Groepsgrootte: Individueel
Beschrijving
In dit hoofdstuk maakte je kennis met behoudtaal en verandertaal. Lees om te beginnen de informatie hierover nog eens terug. In deze werkvorm ga je, samen met een medestudent (of collega) oefenen met het uitlokken van verandertaal.
Eén persoon speelt de rol van een collega die behoudtaal uitspreekt, en de ander speelt de rol van de zorgprofessional die hen probeert te motiveren door verandertaal uit te lokken met gerichte vragen. Stel je voor dat jullie collega’s zijn en jullie organisatie heeft net een nieuwe technologie geïntroduceerd, bijvoorbeeld een virtual-reality-bril voor stressvermindering bij cliënten. De collega die behoudtaal uitspreekt, is sceptisch en ziet geen reden om de nieuwe technologie te gebruiken.
Stap 1: De persoon die behoudtaal speelt, begint het gesprek door zinnen te gebruiken zoals:
“Ik heb altijd zonder die technologie gewerkt, en het gaat prima zo.”
“Ik vertrouw deze nieuwe techniek niet echt.”
“Dit lijkt me veel te ingewikkeld voor mij.”
Stap 2: De zorgprofessional stelt gerichte vragen om verandertaal uit te lokken, bijvoorbeeld:
“Wat zou de technologie kunnen betekenen voor je cliënten?”
“Onder welke omstandigheden zou je het misschien willen proberen?”
“Wat zou het jou makkelijker kunnen maken om dit te leren?”
Stap 3: Na een paar minuten wisselen de rollen. De persoon die eerst behoudtaal uitsprak, wordt nu de zorgprofessional die probeert verandertaal uit te lokken.
Nadat jullie deze stappen samen hebben doorlopen bespreek je de werkvorm na door de volgende vragen te beantwoorden.
Wat was voor jullie het verschil tussen behoudtaal en verandertaal?
Welke vragen werkten goed om verandertaal uit te lokken?
Hoe voelde het om behoudtaal te spreken, en hoe was het om verandertaal te vinden?